Hoe een dieselinjectiepomp werkt De dieselinjectiepomp vormt het hart van het brandstofsysteem van de motor en zorgt voor een nauwkeurige brandstoftoevoer. De werking ervan is gebaseerd op drie fundamentele processen: meting, drukopbouw en timing. Initiële toevoer: Diesel wordt door een hulpvoedingspomp uit de tank gehaald. Deze stroom bereikt de injectiepomp, waar deze wordt gefilterd om onzuiverheden te verwijderen die het systeem kunnen beïnvloeden. Brandstofdrukopbouw: In de pomp comprimeren kleine zuigers, aangedreven door de nokkenas, de brandstof tot zeer hoge drukken (tot 2000 bar), noodzakelijk voor een optimale verneveling in de verbrandingskamer. Meting en timing: Elke pomppuls wordt gesynchroniseerd met de positie van de krukas, waardoor de brandstof op het exacte moment de cilinder bereikt. De ingespoten hoeveelheid varieert afhankelijk van de motorvraag en wordt geregeld door een mechanisch of elektronisch systeem. Verdeling naar de injectoren: Bij lineaire pompen heeft elke cilinder zijn eigen zuiger. Bij roterende pompen verdeelt één enkele zuiger de diesel via interne kleppen die de stroom naar elke injector leiden. Injectie in de cilinderkamer: Zodra de brandstof is binnengekomen, spuiten de injectoren deze in zeer fijne druppeltjes in de cilinder, waardoor het verbrandingsproces wordt gestart dat het vermogen van de motor genereert. 1. Lineaire (meerzuiger) pomp Technische kenmerken: Elke cilinder heeft een eigen zuiger. Gesynchroniseerde werking via de nokkenas. Hoge injectieprecisie per cilinder. Voordelen: Zeer nauwkeurig bij hoge druk. Ideaal voor industriële of krachtige motoren. Nadelen: Omvangrijk en complexer om af te stellen. Speciaal onderhoud vereist. 2. Roterende (distributie) pomp Technische kenmerken: Eén zuiger verdeelt de brandstof over alle cilinders. Gebruikt een roterende rotor voor de dosering. Mechanische of elektronische stroomregeling. Voordelen: Compacter en lichter dan de lineaire pomp. Eenvoudige installatie en onderhoud. Nadelen: Lagere precisie bij hoge eisen. Gevoelig voor interne slijtage. 3. Unit Injector Systeem Technische kenmerken: Elke injector heeft een eigen minipomp. Directe mechanische aandrijving vanaf de nokkenas. Hoge drukprestaties en reactietijd. Voordelen: Optimale brandstofverstuiving. Nauwkeurige injectie per cilinder. Nadelen: Grotere technische complexiteit. Vereist individuele kalibratie per injector. 4. Common Rail (modern systeem) Technische kenmerken: Gecentraliseerde hogedrukpomp. Accumulator (common rail) die alle injectoren voedt. Elektronische injectieregeling door een regeleenheid (ECU). Voordelen: Meerdere injecties per cyclus. Minder lawaai, hogere efficiëntie en lagere uitstoot van vervuilende stoffen. Nadelen: Complex systeem met hoge elektronische afhankelijkheid. Hoge reparatiekosten. Types Common Rail pompen Bosch CP1: Eerste generatie, 3 zuigers, druk tot 1350 bar. CP3: Robuuster, tot 1800 bar, gebruikt in zware voertuigen. CP4: Compact en efficiënt, maar gevoelig voor brandstofkwaliteit. Denso HP2: Dubbel pompmechanisme, druk tot 145 MPa. HP3: Compact, 2 cilinders, druk tot 200 MPa. HP4: 3 cilinders, hogere flow, gebruikt in middelgrote vrachtwagens. Delphi Vergelijkbaar ontwerp met Bosch, maar met een andere interne structuur. Maakt gebruik van SCV-regelaars (flow control valve). Veelgebruikt in Europese voertuigen zoals Renault en Peugeot, Siemens/Continental. Zelfaanzuigend, met twee druktrappen. Evolutie naar VDO-pompen, beïnvloed door het "Dieselgate"-probleem. Deze pompen veroorzaken meestal doorstromingsproblemen bij slecht onderhoud. Belangrijkste componenten: Flowregelaar: Regelt de toevoer van lagedrukbrandstof. Drukregelaar: Handhaaft de druk in de common rail. Temperatuursensor: Regelt de inspuiting op basis van de brandstoftemperatuur.